Nieuws

Artikel

Uitbreiding van compensatie voor angstgerelateerde schade

Volgens een arrest van de Assemblée Plénière van 5 april 2019, Assemblée plénière, n°18-17442, Gepubliceerd in het bulletin Ter herinnering, Wet 98-1194 van 23 december 1998 stond werknemers die in het bijzonder aan asbest waren blootgesteld, toe om vervroegd met pensioen te gaan, zelfs als ze geen beroepsziekte hadden ontwikkeld die verband hield met deze blootstelling. De vereiste voorwaarde was dat ze hadden gewerkt in een inrichting genoemd in artikel 41 van deze wet. Werknemers die voldeden aan de voorwaarden van deze wet, konden ook schadevergoeding eisen voor angstgerelateerde schade, die verband houdt met blootstelling aan dit bijzonder toxische materiaal. De morele schade die een werknemer lijdt door het risico om een ziekte te ontwikkelen die is veroorzaakt door zijn blootstelling aan asbest, bestaat immers uitsluitend uit angstgerelateerde schade, waarvan de schadevergoeding alle psychische schade dekt die voortvloeit uit de kennis van een dergelijk risico. Maar de Plenaire Vergadering van het Hof van Cassatie ging in haar arrest van 5 april 2019 nog verder, aangezien nu zelfs werknemers die niet voldoen aan de voorwaarde van het bovengenoemde artikel 41, kunnen hopen schadevergoeding krijgen voor de schade die zij hebben geleden door blootstelling aan asbestDeze uitspraak is een belangrijke stap voorwaarts in het vergroten van de aansprakelijkheid van werkgevers, aangezien zij een strikte verplichting hebben om de veiligheid van hun werknemers te waarborgen. Het is opmerkelijk dat zowel de Sociale Kamer als de Strafkamer van het Hof van Cassatie hun beslissingen ten aanzien van werkgevers strenger nemen.
Zo bevestigde de strafkamer een vonnis van 19 april 2017 (nr. 16-80695) van een Hof van Beroep, waarin een bedrijf dat op een bouwplaats werkte, schuldig was bevonden aan het in gevaar brengen van het leven van anderen. Het bedrijf was geïdentificeerd en erkend als een bedrijf dat het risico liep asbestvezels in te ademen. Nadat het Hof had vastgesteld dat de gedaagden opzettelijk de specifieke verplichtingen hadden geschonden die nageleefd hadden moeten worden, bevestigde het Hof dat deze schending anderen direct en onmiddellijk blootstelde aan een risico op overlijden, verminking en blijvende invaliditeit vanwege het zekere risico op het ontwikkelen van long- of pleurakanker, en viel onder artikel 223-1 van het Wetboek van Strafrecht, dat stelt dat "het rechtstreeks blootstellen van een ander aan een onmiddellijk risico op overlijden of letsel aan het leven van een ander een strafbaar feit is." natuur "Het veroorzaken van verminking of blijvende invaliditeit door de kennelijk opzettelijke schending van een specifieke veiligheids- of voorzorgsverplichting die door de wet of regelgeving wordt opgelegd, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één jaar en een boete van € 15.000." De rechters stelden hiermee het directe causale verband vast tussen de tekortkomingen van de werkgever en de daaruit voortvloeiende pathologie. Uit deze tekst kan worden afgeleid dat het blootstellen van werknemers aan het risico van asbest of chemische gevaren een bijzonder ernstig vergrijp vormt, voldoende ernstig voor de rechters om de werkgever niet alleen strafrechtelijk, maar ook civielrechtelijk te veroordelen in het kader van een vordering tot erkenning van onverschoonbare nalatigheid. Deze jurisprudentie strookt met een verharding van het standpunt van de rechters ten aanzien van beroepsrisico's, ongeacht of deze risico's verband houden met asbest, chemicaliën of psychosociale gevaren. Preventie blijft de meest geschikte reactie om geschillen met werknemers te voorkomen. Werkgevers, ik nodig u uit contact met mij op te nemen om de preventieverplichtingen die op u rusten volledig te begrijpen en te voorkomen dat er civielrechtelijke en/of strafrechtelijke stappen tegen u en uw bedrijf worden ondernomen.